Verslaggever Myriam Dijck passeert de Pekhuisbrug, een van de herkenningspunten langs de Rotte.
Verslaggever Myriam Dijck passeert de Pekhuisbrug, een van de herkenningspunten langs de Rotte.

Op zoek naar de oorsprong van de Rotte

Toerisme 287 keer gelezen

Zuidplas – Diep weggestopt achter verhuisdozen, een paar schaatsen in het vet en een nooit-gebruikt tennisracket vind ik het. Het grijze voorwerp, drie keer dubbelgevouwen, ligt als in een diepe winterslaap onderin mijn kast. Vanavond moet ik de rust ruw verstoren, want het gevaarte gaat morgen het water op. Met een voorspelling van 25 graden en de hele dag zon, is het hoog tijd dat mijn opblaaskajak, waar ik sinds de coronacrisis eigenaar van ben, weer eens wat actie gaat beleven. Dit keer op de wateren van Zuidplas.

Met de kajak op de achterbank – nog steeds in opgevouwen staat – en proviand, handpomp en een uitgeprinte vaarnetwerkkaart in een waterdicht hoesje ernaast, rijden we naar botenverhuur Van Vliet bij de sluis aan de Rottemeren in Zevenhuizen.

Mijn reisgenoot heeft het niet in zijn hoofd gehaald een opblaaskajak te kopen en huurt derhalve een hard-kunststofversie. Na een kwartiertje pompen en overleg over de peddelroute, is ook mijn boot klaar om te water te gaan. Onze eerste bestemming: de oorsprong van de Rotte. “Is dat mooi?”, vraag ik de medewerker van Van Vliet. “Het is daar heel rustig, want gemotoriseerde boten mogen daar niet komen.”

Een vredig stukje peddelen, dat lijkt ons wel wat. “Maar dan ben je wel anderhalf uur onderweg.”


Peddelen op de Rotte met de Molenviergang als decor. 

Met de boten in het water en onze ledematen binnenboord, gaan we op weg. Als je gewend bent aan het tempo van fietsen of wandelen, is kajakken even wennen. Je moet verplicht ‘ontsnellen’. Gemiddeld ga je zo’n drie kilometer per uur. Heb je de wind tegen, dan moet je flink doorpeddelen om dat te halen. Zeker in een opblaaskajak. Je glijdt dan wel heerlijk comfortabel door het water – geen knellende plastic schuit of scherpe randjes die in je huid boren – maar vlug gaat het niet.

Inmiddels schuift het groen van het Koornmolengat rechts aan ons voorbij. De molens van de viergang verschijnen aan de horizon. Doordat het waterniveau van de Rotte hoger is dan de omgeving, lijkt het alsof de wereld alleen uit water, kade en hemel bestaat.

Meerkoetkuikens vluchten piepend uit het zicht. Rietzangers vliegen van rietstengel naar rietstengel en ergens achter ons roept een koekoek voortdurend zijn eigen naam. Op het ritmische geplons van de peddels na, die ons links, rechts, links, rechts vooruit stuwen, varen we geruisloos door het water.

De rust wordt even later helaas ruw verstoord door het aanzwellende geruis van de A12, waar we straks onderdoor gaan. Vanaf dit punt moeten gemotoriseerde sloepen rechtsomkeert maken. Wij varen door.

Hoe verder we bij de snelweg vandaan gaan, hoe stiller het weer wordt op het water. Naast een verdwaalde supper (peddelsurfer, red.) is er niemand te zien. We hebben inmiddels een flinke afstand afgelegd als we bukkend onder de Hollevoeterbrug doorgaan. Ik houd mijn handen voor mijn gezicht om te voorkomen dat een eventuele spin of ander kruipend insect zijn weg naar mijn hoofd vindt.

‘Op het ritmisch geplons van de peddels na varen we geruisloos door het water’

Op de brug erna staan fietsers nieuwsgierig te kijken naar de peddelaars onder hen. De Rotte is hier geen uitgestrekte strook water meer, maar een brede sloot. De bron kan nu niet ver meer zijn. Hoewel ik nooit eerder de oorsprong van de Rotte heb bezocht, waarschuw ik mijn gezelschap maar alvast. 

“Volgens mij is er niet heel veel te zien.”

“Echt niet?” zegt hij verbaasd, “geen oase met fonteinen en watervallen?”

“Ik zou er niet van uitgaan.”

Even later bevestigt een enkel bordje dat we op onze bestemming zijn aangekomen: De Oorsprong van de Rotte. Veel meer dan een doodlopende sloot met een aanlegsteigertje is het niet. Voor de zekerheid checkt mijn gezelschap of er niet toch nog een kleine waterval tussen het riet verscholen ligt, maar hij peddelt teleurgesteld terug. 

De kade blijkt wel de ideale plek om in alle rust de proviand aan te spreken en de kaart te inspecteren. Over de 4,6 kilometer – zo lees ik erop af – hebben we anderhalf uur gedaan. De medewerker van de botenverhuur had gelijk.

Weer terug in de boten maken we rechtsomkeert. We nemen ons voor om bij de op de heenweg gespotte ijscokraam aan te leggen voor een verfrissend tussendoortje, maar de kar is helaas verdwenen. Vastberaden varen we verder, stroomafwaarts maar met tegenwind. Om niet weggeblazen te worden, sturen we onze boten vlak langs de waterkant. Het hoge riet houdt ons verrassend goed uit de wind. Loefzijde of lijzijde? In elk geval een van de twee.

Even later meren we voor de tweede maal aan. Dit keer naast de gele parasols van restaurant Meerenbos. Geen schepijs, maar wel ijs. We nemen er dankbaar genoegen mee. Vlak voor ons duikt een gestreept futenjong tussen de boten door, op zoek naar eten onder het wateroppervlak. Verderop varen de sloepjes af en aan, vol halfblote recreanten. Achter ons horen we de wielrenners ‘opgepast!’ roepen om een botsing met de overstekende restaurantgasten te voorkomen.


De steiger bij de oorsprong van de Rotte blijkt een ideale lunchplek. 

“Zullen we nog iets verder gaan?” vraag ik. Van Vliet is inmiddels weer in zicht. Over twee uur moet de gehuurde kajak weer op hun steiger liggen. Onze armen voelen vermoeid aan na drie uur peddelen, maar het zonnige weer verleidt ons om nog even door te varen. Daarnaast wil ik graag onder de Pekhuisbrug door varen, een kleine kilometer verderop.

Vanaf de blauwe ophaalbrug is de Rotte een brede, slingerende watergang geworden. De steiger naast de brug, bij de openbare boothelling, wordt onze laatste stop. We eten de overgebleven proviand op – van kajakken krijg je honger.

‘Vlak voor ons duikt een gestreept futenjong tussen de boten door’

Op mijn aandringen wisselen we van vaartuig. Een directe vergelijking tussen opblaaskajak en huurkajak heb ik niet eerder kunnen maken. Dit is mijn kans, denk ik terwijl ik in de harde boot stap. Al snel knelt het aan alle kanten, het zitje zint me niet en het sturen voelt niet vertrouwd. 

“Zo, je moet hier wel een stuk harder in peddelen”, hoor ik achter mij. Voor het eerst tijdens de tocht lig ik voor. In deze harde schuit vaar je een stuk sneller.

Een half uur voor sluiting meren we aan bij Van Vliet. De huurkajak ligt al snel op de kade te drogen. Mijn opblaasboot moet eerst uit elkaar worden gehaald en afgedroogd voordat ik hem leeg kan laten lopen. Het voelt als zwaar werk, zeker na een lange en uitputtende dag. Toch ben ik blij met mijn schuitje.

Een beetje moeite voor comfort op het water is me veel waard. Mijn opblaaskajak zal voorlopig niet onderin een kast verdwijnen.­