Willem Maarten Dekker.
Willem Maarten Dekker. Foto: Jan van Woerden
Column

‘Ik geloof in Sinterklaas’

Column 574 keer gelezen

Toen ik een keer een rooms-katholieke kerkdienst bezocht, hoorde ik een kind bij binnenkomst van de bisschop - in vol ornaat, met mijter, mantel en bisschopsstaf - vragen: wie is die Sinterklaas? Zo gaat dat in een seculiere cultuur. Eigenlijk moeten we het natuurlijk omgekeerd doen. 

Als we Sinterklaas zien, moeten we vragen: welke bisschop is dat? Antwoord: de bisschop van Myra, geboren in 342. Voor alle papa’s en mama’s: het is niet moeilijk om te zeggen hoe oud Sinterklaas is; hij wordt in december 1679. Vertel dat maar aan de kinderen.

Nou ja, het klopt niet helemaal. Sint werd niet in 342 geboren, maar stierf in dat jaar. De vroege christenen zagen je sterfdatum als je echte geboortedatum. Op je sterfdag word je voorgoed geboren in de hemel. Daarom gedenken ze mensen niet op hun geboorte-, maar op hun sterfdag. ‘t Is maar dat je ‘t weet.

Nog maar kort geleden stuitte ik buitenshuis nietsvermoedend op bloeddoorlopen koppen en uitgesneden pompoenen. Iemand schreef op sociale media dat het toch wel raar is dat we het feest van pepernoten en ‘Zie ginds komt de stoomboot’ steeds meer inleveren voor het feest waarin we flirten met de Dood. Ik ben dat met de schrijver eens; ik trek liever een pietenpak aan dan dat ik over straat ga als wandelend geraamte.

Laten we, zeker in een tijd waarin het coronavirus opnieuw om zich heen grijpt, niet de Dood maar het Leven vieren. Hoe kan dat beter dan met een superoude en zeer vriendelijke man, te midden van een bonte stoet pieten met alle kleuren van de regenboog, zodat niemand zich meer gediscrimineerd hoeft te voelen. Allemaal verenigd en vrolijk rond die ene goedheiligman. Ik weet zeker dat kinderen altijd meer van de bisschop van Myra en zijn matties zullen houden dan van doodskoppen.

Ik zat op een reformatorische basisschool en de heilige Nicolaas kwam natuurlijk niet op zo’n bijbels bolwerk. Echter, wat schetste als kinderen onze verbazing: als wij op 5 december op school kwamen, lag er wel elk jaar een speculaaspop op ons bureau. 

Dat was voor mij het ultieme bewijs dat Sint tóch bestond. Zie je wel, hij trok zich van de meesters en juffen niets aan, hij kwam tóch, ‘s nachts, stiekem en gaf ons tóch iets, omdat hij dat zo graag wilde! Sindsdien is Sinterklaas voor mij een grote vrijheidsheld, van de orde van grootte van een Martin Luther King. 

Deze zeer oude man laat zich niet wegjagen, niet door opgeblazen pompoenen of kerstmannen of wat dan ook. De Sint valt samen met zijn ijzersterke boodschap: Het is zaliger te geven dan te ontvangen. Daarom zal ik altijd in hem blijven geloven.

Er is één ding jammer aan het huidige feest: de liedjes. Ken je de strofen van vroeger nog? ‘Zie ginds komt de Stoomboot’: coupletten van acht regels! Je leerde er mooie woorden van: wimpels, roe, stilletjes. 

De nieuwe liedjes gaan ongeveer van ‘Sint en Piet, wie kent ze niet?’ (8x). Zo ging het ook in de kerk. Vroeger had je kindergezangen met doordachte taal. Tegenwoordig: ‘Jezus Halleluja’ (8x). Dan huilt mijn hart. 

Dus: netjes recht zitten en op toon zingen, die lange strofen. Een fijn sinterklaasfeest toegewenst.