Willem Maarten Dekker.
Willem Maarten Dekker. Foto: Jan van Woerden
Column

‘Ik ween om bomen’

Column 441 keer gelezen

Een van de beroemdste gedichten uit de Nederlandse literatuur begint met de woorden: “Ik ween om bloemen in de knop gebroken / En vóór de ochtend van haar bloei vergaan, / Ik ween om liefde die niet is ontloken, / En om mijn harte dat niet werd verstaan.”

Vandaag ween ik niet om bloemen, maar om bomen. Ik heb altijd erg veel van bomen gehouden, maakt niet uit welke, hoewel de kastanje er wel wat uitspringt. Lang geleden sloop ik als vijfjarige jongen samen met mijn broertje ’s morgens heel vroeg het huis uit om naar de kastanjeboom een stuk verderop in onze straat te lopen, zodat wij de eersten zouden zijn die de nieuw gevallen kastanjes zouden rapen. Ik herinner mij ook de maan die ons begeleidde. ‘Zie de maan schijnt door de bomen.’ Wat is de maan zonder bomen? Niets, een domme gele vlek aan de lucht. Maar door de bomen komt hij tot leven!

Zes abelen aan het Machtelderf zijn gekapt. Tot aan de Raad van State is er om gestreden, en terecht. Elke boom moet een restje van heidens besef in ons wakker roepen, het besef: dit is heilig, hier moeten we van afblijven. Zoals de Indiërs vanouds hun heilige koeien hebben, zo hebben wij in de Lage Landen vanouds onze heilige bomen. 

Rond de heilige eik spitste het conflict tussen onze voorouders en de zendelingen zich toe. Bonifatius hakte de eik om, de heidenen hakten Bonifatius om. Ik kan alleen maar blij zijn dat de geest van Bonifatius uiteindelijk won, maar het is jammer dat vervolgens álle eerbied voor de boom verdween. Bomen werden gewoon productiehout voor ons mensen. De natuur werd een soort levende fabriek. 

Terwijl de boom ons toch in wezen te boven gaat. Hij wordt hoger en ouder dan wij, staat sterker dan wij. Hij is niet zo’n rusteloze draver als wij, maar blijft kalm op zijn plek. In alle opzichten imponerend. En verleidelijk. Verleidelijk voor jongens om in te klimmen, verleidelijk vanwege zijn vruchten die je kunt plukken. Alles begon met een Eva die de vrucht plukte uit de boom des doods. Maar daarnaast stond de boom des levens. Zonder bomen was er helemaal niks.

Wat was Anne Frank zonder de boom in de binnentuin, waar zij vanuit haar raampje naar keek, en die zij beschreef in haar dagboek? Die boom vertelde haar hoe het leven kan zijn. Je kúnt als mensen vaststaan als een huis, gelijk een boom zijn, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht draagt op zijn tijd en waarvan het blad niet verwelkt. Bomen zijn jaloersmakend.

Als ik langs de stukgezaagde reuzen van het Machtelderf fiets, huilt mijn hart. Laat de gemeente beloven nooit, nooit, nooit meer een boom te kappen. Laat ze vallen, als ze oud zijn. Laat ze gewoon vallen. Zelfs een gevallen boom is nog indrukwekkend. En zelfs uit een gevallen boom kan een twijgje loskomen, dat leeft.