Willem Maarten Dekker.
Willem Maarten Dekker.
Column

De meeste mensen deugen (niet)

Column 601 keer gelezen

Heel graag zou ik willen dat Rutger Bregman gelijk heeft met zijn idee dat de meeste mensen deugen. Soms gebeurt er iets waardoor dit geloof onder druk komt te staan – iemand schrijft ‘Functie elders’ op een briefje of zo – maar vanmorgen begon weer zo’n dag dat ik het écht geloofde.

Lekker voorjaarszonnetje, met open raam rijdend langs de randen van ons pittoreske dorp, waar zelfs de nieuwbouwwijk nog gemoedelijk aandoet. Ik was nog bezig wakker te worden - daar doe ik vrij lang over - toen ik een enorme knal tegen de auto hoorde en voelde.

Ik schrok me ‘de pleuris’, zoals ik op mijn Rotterdamse basisschool geleerd heb te zeggen, en mijn dochter achterin ook. Ik keek in mijn spiegel, en zag een auto rijden met van die grote hardplastic buizen op het dak, vast bedoeld voor het water van de gelukkige stelletjes die reikhalzend uitzien naar het nieuwe huis, waar ze nog jaren krom voor zullen liggen (voordat ze, statistisch gezien één op drie, gescheiden zijn…).

Eén van die buizen had dus mijn auto geramd, net boven de voorruit gelukkig, want anders had het er anders uit gezien. Wat er gebeurd was als het om een houten balk ging, daar dacht ik maar niet aan.

Ik stopte de auto, stapte uit en ging eens bekijken wat de schade was. Vervolgens dacht ik: “De meeste mensen deugen”, en draaide mij om om te kijken hoe de chauffeur van de auto zou draaien en naar mij toe zou komen. Hij stopte, een eindje verderop. Tot zover ging het goed.

Maar toen bedacht hij zich blijkbaar. Hij stapte weer in en reed door. Wat dacht hij? ‘Wat moet ik met de schade aan? Wat zal mijn baas zeggen? Toch maar doorrijden.’

Er stopte wel een andere auto. Een uiterst vriendelijke man stapte uit om te informeren naar onze welstand. We wachtten nog even of de auto misschien toch zou omkeren. Toen dat niet gebeurde, zei mijn onbekende helper: “Wat een hufter, om zo door te rijden.” Ineens zag Waddinxveen er wat minder zonnig uit.

‘Ik was nog bezig wakker te worden toen ik een enorme knal hoorde’

Het deed me denken aan een voorval ten tijde van die Rotterdamse basisschool. Op de fiets naar school moesten wij door straten waar die vervelende tramrails lagen, waar je met je wiel in terecht kunt komen, en dan ben je het haasje.

Het ging bijna altijd goed, maar die ene keer niet. Ik viel, languit. De tram was in aantocht. Ik zie twee mensen. De ene ziet me, maar loopt stevig door.

De andere, een moslim in een djellaba (wij zeiden gewoon ‘jurk’), die geen Nederlands kon, rent naar me toe, en sleept me voor de tram vandaan. Mijn ‘dankjewel’ kan hij niet eens verstaan.

De meeste mensen deugen? Ik houd het voorlopig op de helft.

Lees hier de vorige column van W.M.D. terug.