Kerkklokken uit bezet gebied kwamen terecht op het klokkenkerkhof van Hamburg. Foto uit 1947. (foto: Bundesarchiv Bild, Koblenz)
Kerkklokken uit bezet gebied kwamen terecht op het klokkenkerkhof van Hamburg. Foto uit 1947. (foto: Bundesarchiv Bild, Koblenz)

Hoe de Moerkapelse kerkklokken elk uur kunnen herdenken, dankzij Ottoland en Leen Dekker

Algemeen 75 jaar vrijheid 179 keer gelezen

Het is overdreven om te zeggen dat Moerkapelle elk uur van de dag aan de Tweede Wereldoorlog wordt herinnerd. En toch: als je de bezettingsverhalen achter de klokken van de hervormde kerk leert kennen, luister je anders naar hun luiden. Zo werd de kleine klok na de klokkenroof in Ottoland gered van de smelt, terwijl de nieuwe grote klok werd bedrukt met een gedicht van een Bekende Moerkapellenaar – om de bevrijding blijvend te herdenken.

Door Pepijn de Groot

In oktober 1942 hield Arthur Seyss-Inquart, rijkscommissaris van bezet Nederland, in Den Haag een toespraak over de tweede metaalvordering. Met die vordering wilde de bezetter grote, metalen objecten – kerkklokken, maar ook melkbussen en gedenktekens – in bezit krijgen. Na omsmelting in het Duitse Hamburg zou het metaal gebruikt worden voor het fabriceren van munitie. In de zomer van 1941 waren Nederlanders al gedwongen muntstukken van brons, nikkel en zilver in te leveren. Van de acht ton opbrengst in gewicht die beraamd was, werd niet eens de helft gevorderd. Men begroef de munten liever dan ze af te geven bij de bezetter.

Kerkklokken begraaf je niet makkelijk. Gemaakt van twintig procent tin en tachtig procent koper zijn ze een rijke bron van wapengrondstoffen. Overal in België, Frankrijk en Nederland liet de bezetter klokken uit torens halen. Seyss-Inquart wist vast dat klokkenroof een impopulaire maatregel was. Klokken speelden een sleutelrol in elke gemeenschap; menig huwelijk, overlijden of lunchpauze werd ermee aangekondigd. In zijn speech blufte Seyss-Inquart hoe hij eventuele weerstand tegen vordering zou pareren. "Meneer", zou hij tegen klagende kerkbestuurders zeggen, "het verbaast me dat u het koper niet vrijwillig hebt aangeboden. Dit zal het bolsjewisme van uw grenzen weren!"

De geschiedenis leerde dat kerkklokken nooit veilig zijn in oorlogstijd. Als oorlogshandeling komt klokkenroof voor sinds de 15e eeuw. Daarom nam de Nederlandse overheid vóór 1940 al preventieve, beschermende maatregelen. Het Rijksbureau voor Monumentenzorg bracht alle kerkklokken in kaart. Op de waardevolste klokken werd de M van Monument aangebracht. Bij zo'n klok hing een notitie in het Nederlands, Frans, Duits en Engels – zodat elke potentiële klokkenrover kon lezen dat de Nederlandse regering dat 'historische gedenkstuk' vanwege zijn 'groote betekenis' had vrijgesteld van vordering.

De M van Moerkapelle, of Monument, werd niet aangebracht op de grote en kleine kerkklok uit de kerk aan de Dorpsstraat. Op 10 februari 1943 werden ze uit de toren gehaald, bestemd voor Hamburg. Gelukkig was er, door de Inspectie Kunstbescherming, inmiddels een regel bedacht om het roofproces te vertragen. Klokken waarop de P van Prüfung (onderzoek) was aangebracht, moesten nog grondig op kunsthistorische waarde onderzocht worden voordat ze gesmolten mochten worden.

Op de Moerkapelse klokken werden P's geschilderd voordat ze, met andere klokken uit Zuid-Holland en Zeeland, werden verscheept naar Spijk aan de Linge, ten noordoosten van Gorinchem. De vraag is of de klokken met de letter M beter af waren geweest. Uit angst voor een invasie riepen de Duitsers gebieden dichtbij de kust, ook Moerkapelle, uit tot sperrgebiet. Dat hield onder meer in dat daar álle kerkklokken, ongeacht M of P, in 1943 werden weggehaald vanwege hun waarschuwingsfunctie.

Toen het de bezetter in 1944 te heet onder de voeten werd, gingen de klokken vanuit Spijk op transport naar Hamburg. Het schip met P-klokken kwam echter niet verder dan Groningen. Na de bevrijding werden de Moerkapelse klokken niet gevonden in die Groningse lading. Even later bleek het kleine klokje dichter bij huis te luiden dan gedacht; in Ottoland, ten noordwesten van Gorinchem.

Ottolands eigen klokje was eerder naar Hamburg vervoerd. Van de bezetter mocht het dorp een P-klok uit het nabijgelegen Spijk ophangen om te luiden, in het geval van calamiteiten. Uit de klokkeninventaris van Monumentenzorg bleek na de bevrijding dat het klokje in de Ottolandse kerk uit Moerkapelle afkomstig was. Bij de eerste Dodenherdenking, op 4 mei 1946, werd het in de Moerkapelse kerktoren teruggehangen. Dat klokje slaat nog elk uur – één keer om kwart-over, één keer om half – om Moerkapelle te laten weten hoe laat het is.

De grote klok bleef spoorloos, maar de kerkvoogdij wachtte met een nieuwe bestellen. Stel dat de klok ergens in Duitsland zou opduiken… In januari 1947 bestelde Leen Dekker, de architect die onder andere het oorlogsmonument van Zevenhuizen ontwierp, als secretaris van de hervormde gemeente Moerkapelle alsnog een klok bij Van Bergen, een klokgieter in het Groningse Heiligerlee. De nieuwe klok moest 300 kilo gaan wegen (kiloprijs van vijf gulden vijftig) en kon voor 175 gulden worden vervoerd en gemonteerd. Eén variabele bleef open in Dekkers bestelling: voor 45 cent per letter kon er een tekst op de klok worden verwerkt. Over die opdruk moest het kerkbestuur nog vergaderen. 

Architect Dekker sloeg voor de opdruk aan het dichten. In augustus 1947 stuurde hij het volgende gedicht, gekozen door zijn mede-kerkbestuurders, naar de klokkengieter in Heiligerlee. (zie foto onder: het gedicht, met tikfouten in de brief, dat Leen Dekker maakte voor de kerkklok.)

Met die poëtische herinnering aan de oorlogsjaren en de bevrijding werd de klok begin 1948 in de kerktoren gehangen, naast het klokje dat via Ottoland terugkeerde. Bij een verbouwing in de jaren negentig werd nog één aanpassing gedaan: de grote klok werd een halve slag gedraaid, want Dekkers gedicht hing onleesbaar tegen de muur. Wie nu in de kerktoren staat kan er de wind horen ruisen, Dekkers herdenkingsgedicht lezen en – op doktersadvies met de oren dicht – de grote klok horen slaan op elk heel uur.

Meer weten over dit onderwerp? Raadpleeg onze bronnen:
Over metaalvordering in de oorlog:Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 7, eerste helft: mei '43 – juni '44. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1976. Online te lezen via het NIOD: https://www.niod.nl/nl/koninkrijk

Over klokkenroof als oorlogshandeling: André Lehr – Van paardebel tot speelklok. De geschiedenis van de klokgietkunst in de Lage Landen. Zaltbommel: Europese Bibliotheek, 1967.

Het gedicht, met tikfouten in de brief, dat Leen Dekker maakte voor de kerkklok.